Ruim tien jaar na Een verhaal van liefde en duisternis voegt de 76-jarige Israëlische auteur Amos Oz met Judas opnieuw een boek met epische dimensie aan zijn oeuvre toe.
Als Amos Oz een politiek standpunt kwijt wil, schrijft hij een artikel voor de krant of een essay. 'Als ik twijfel, grijp ik naar fictie', placht de Israëlische auteur te zeggen. Sommige van de personages in zijn nieuwe roman twijfelen evenwel niet als het over Israël gaat. Ze noemen de stichting ervan in 1948 'een tragische vergissing'. En ook: 'Als er geen vrede komt, zullen de Arabieren ooit van ons winnen.'
Het zijn zinnetjes die, uit de context van de fictie gerukt, bepaald blasfemisch moeten klinken in menig joods oor, vooral ter rechterzijde. Oz heeft altijd al een haat-liefderelatie met zijn land gehad. En dat is wederzijds. De schrijver is vaak een verrader, een judas, genoemd. Door rechts Israël, natuurlijk, fervent als hij zich altijd tegen de bezetting van Gaza en de Westbank heeft uitgesproken.
Maar net zo goed door links. Anders dan sommige personages in Judas heeft Oz nooit getwijfeld aan het bestaansrecht van Israël. Hij nam er zelfs twee keer de wapens voor op en vond ook vorig jaar nog dat het Israëlische leger het recht had om zich in Gaza te verdedigen, al noemde hij het daarbij gebruikte geweld 'disproportioneel'.
Wat als
Wat het ene moment verraad heet, kan de volgende dag moedig blijken. Het is dat soort overwegingen die Oz' roman schragen. De schrijver plant zaadjes van twijfel in twee historische verhalen: het ontstaan van de staat Israël en het Bijbelse verhaal van Jezus en Judas.
Wat als de joden voor 1948 de Arabieren hadden kunnen overtuigen om zich samen tegen de (Britse) bezetter van Palestina te kanten? Door net op de Britten te rekenen voor de stichting van Israël heeft David Ben Goerion 'de Arabische haat tegen Israël nog verhevigd', vindt hoofdpersonage Sjmoeël Asj.
Wat als de joden Jezus niet hadden verjaagd maar juist omarmd als een van hen, een man die niets anders wilde dan 'de joden die corrupt geworden waren weer op het goede pad te brengen'? Wat als joden en christenen de kus van Judas niet waren gaan interpreteren als een kus van verraad, maar juist van liefde?
Het één had decennia van bloedvergieten in het Midden-Oosten kunnen voorkomen, het ander had de joden eeuwen van vervolging kunnen besparen. Het zijn uitdagende, voor rechtse Israëli's, Thora- en Bijbelvaste joden en christenen zelfs provocatieve wat als-vragen:Judas leest, behalve als historische sciencefiction, daarom ook een beetje als Oz' Duivelsverzen.
Maar Judas is fictie. De lezer krijgt de wat als-vragen opgediend in een kaderverhaal bestaande uit de gesprekken die de personages Sjmoeël Asj, Atalja Abarbanel en Gersjom Wald voeren in de winter van 1959 en 1960. De joodse staat is dan nog pril en Sjmoeël wordt wel eens overmand door het gevoel 'dat alles en alles nog mogelijk was'.
Sjmoeël krijgt kost en inwoon om de oude en eenzame Wald intellectueel te entertainen. Wald deelt het huis met Atalja, de weduwe van zijn in de Onafhankelijkheidsoorlog gesneuvelde zoon Micha. Atalja blijkt de dochter van politicus Sjealtiël Abarbanel die aanvankelijk een medestander van David Ben Goerion was, maar zich vervolgens tegen de oprichting van Israël kantte.
De wat als-vragen over Jezus en Judas worden de lezer door Sjmoeël opgelepeld. Ze vormen het onderwerp van zijn studie die hij in de steek heeft gelaten. De wat als-vragen over Israël slingeren doorheen de gesprekken tussen de personages die gaandeweg naar elkaar toegroeien. De politieke standpunten die in de gesprekken vaak als uitroeptekens zijn gepresenteerd evolueren naar vraagtekens.
Want natuurlijk, de geschiedenis liep zoals ze liep. Jezus en Judas werden elkaars tegenpolen. Abarbanel werd uit de geschiedenisboeken gewist. De man is overigens een fictief personage: Oz baseerde hem op bestaande joodse pacifisten uit de jaren 30 die, na 1948, eveneens in de vergetelheid geraakten.
Oz mijmert graag een eind mee met de wat als-vragen van zijn personages. Sommige visies zijn gewoon te verleidelijk om waar te zijn. Maar zoals de schrijver hier vorige week(DS Weekblad, 14/11) zei: een droom kun je alleen 'puur en wonderlijk' houden door hem niet te vervullen. 'Dat geldt voor het bouwen van een land, net zo goed als voor het schrijven van een roman of voor het uitleven van een seksuele fantasie.'
De verleiding
Judas gaat behalve over het verleidelijke van nooit beproefde politieke ideeën ook over verleiding tout court. Zoals in veel van Oz' proza resoneert er onder de grote politieke vragen een verhaal van liefde en duisternis. Te midden van de beladen geschiedenis tracht de mens zin te geven aan zijn en haar bestaan: Wald met zijn verdriet om zijn zoon, Atalja om haar man, Sjmoeël om de slechts heel even voor hem bereikbare Atalja.
Op het einde van het boek gaan alle eerder luid klinkende stemmen van de geschiedenis liggen. De winter gaat voorbij, de geschiedenis haar gang, de mens stuntelt verder, bij voorkeur zo wijs, rechtvaardig en liefdevol mogelijk. Sjmoeël verlaat het huis van Atalja en Wald even eenzaam als toen hij er binnen kwam. Maar wel beter gewapend dan voordien, zowel in politieke materies als in de liefde. Het is met die hoop dat Oz de lezer na ruim 400 wervelende pagina's achterlaat.
AMOS OZ
Judas.
Vertaald door Hilde Pach, De Bezige Bij, 400 blz., 24,90 euro.
De auteur: groot Israëlisch schrijver, voorvechter van de tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict.
Het boek: zaait zaadjes van twijfel in twee historische verhalen: het ontstaan van de staat Israël en het Bijbelse verhaal van Jezus en Judas.
ONS OORDEEL: een bildungsroman met epische allure. Coming of age in een verscheurd land.
¨¨¨¨¨
Filip Rogiers ■
Verberg tekst